'De Bijbel spreek veelvuldig over licht en duisternis', schreef ik in mijn vorige blogje. Dat begint al in Genesis 1 waar we kunnen lezen dat er diepe duisternis over de watermassa lag... totdat God sprak 'laat er licht zijn'. En er was licht.
Licht in de duisternis, daarover kunnen we ook lezen in het eerste hoofdsuk van het Johannes evangelie, een stukje herhaling van Genesis 1 eigenlijk, maar dan met een diepe waarheid geopenbaard:
In het allereerste begin was Christus er al. Hij was bij God en was Zelf God. Alles ontstond door Zijn Woord. Zonder Hem is niets ontstaan; al het bestaande heeft Hij gemaakt. In Hem is eeuwig leven en dat leven is het licht voor de mensen. Het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet in zijn macht kunnen krijgen.
Dat scheppingsverhaal... licht in de duisternis, dat komt steeds weer terug in de Bijbel. De profeten begrepen het, evenals de discipelen! In Jesaja 42:5-7 staat het zo: De Here God, die de hemelen schiep en uitstrekte en die de aarde maakte en alles wat daarop leeft; degene die iedereen die op aarde leeft, adem en geest geeft, zegt tegen Zijn dienaar: "Ik, de Here, heb u geroepen om mijn rechtvaardigheid te tonen, Ik bescherm en steun u, want Ik heb u aan mijn volk gegeven als een persoonlijke bevestiging van mijn verbond met hen. U zult ook een licht zijn dat de volken naar Mij toe leidt." God gaf Jezus als licht aan het volk Israël en daarna ook aan de andere volken.
Licht schijnt in de duisternis, we doen ons best met alle lampjes en kaarsen. Maar het echte licht, dat is Jezus!
Want het echte licht, dat is Christus, kwam in de wereld om iedereen te verlichten (Johannes 1:9).